Page images
PDF
EPUB

FRIESCHE

SPRAAK LEER,

VAN

R. Rask,

Hoogleeraar in de Letterkunde en Bibliothecaris
te Kopenhagen.

[ocr errors]

MET ENIGE VERANDERINGEN

UIT HET DEENSCH VERTAALD,

DOOR

Mr. M. Hettema

,

Lid van de Ridderschap van Friesland, Gewoon Lid van

het Koninklijk Genootschap van Noordsche Oudheidkunde
te Kopenhagen, van de Maatschappij van Nederland-
sche Letterkunde te Leiden, van het Groninger
Genootschap: pro excolendo jure patrio, enz.

TE LEEUWARDEN, BIJ-

SCHETSBERG,

H. C.

1832.

[ocr errors]

Misschien zullen enigen denken, dat er in de Latijnsche en Grieksche taal wel iets ware, waaraan ik liever mijnen tijd moeste besteden; maar ik moet evenwel eerst mijn vaderland en deszelfs taal enige eer bewijzen.

P. Syv.

BREMER

R35

VOORREDE

VAN

DEN VERTALE R.

[ocr errors]

Het

Reeds voor lange had ik gehoopt, deze Spraakleer in het licht te geven. Omstandigheden evenwel hebben hierin verhindering gemaakt, en onder deze wel voornamelijk ene, waarover ik niet mag zwijgen. is de weinige aanmoediging, welke ik van de zijde der Friezen, en bijzonder van het Friesch Genootschap alhier heb ontvangen. Nimmer heeft men zich verledigd, om, even als van vele kleine stukjes in de Friesche taal, waarvan in het Mengelwerk der Friesche Courant telkens zooveel ophef is gemaakt, ook iets van de mijne te

M122022

zeggen. Ik konde en wilde zulks wel toeschrijven aan de weinige waarde mijner werken; maar dan vraag ik tevens : ik tevens was het Emsiger Landrecht, op zichzelven beschouwd, der vermelding niet waardig? Moet ik dit toeschrijven aan vooroordeel tegen alwat echt, en aanneming van alwat verhollandscht Friesch is? Zulks kan ik van de leden van het Genootschap niet verwachten; zij zitten toch niet zo onder den plak van GIJSBERT, als onze schoolmeesters en pennelikkers onder dien van SIEGENBEEK. Bij dezen laatsten heerscht wel is waar letterkundig Catholicismus - bij hen evenwel Protestantismus, daar ieder naar hij gebekt is, en gevoel heeft, en zijne kennis strekt, zich naar zijne eigene regels in 't schrijven houdt, zonder op de regels der tale te letten; en deze laatste handelwijze stemt het best met den tijdgeest overeen of zij de beste is, laat ik aan geleerderen ter beoordeling

over.

Dit denkbeeld, ik beken het openhartig, heeft mij een' tijdlang teruggehouden, om met deze Spraakleer verder te gaan. Onder het nazien van dezelve vond ik evenwel zo

vele en zo overtuigende waarheden, welke ik met deskundigen overwoog en gegrond bevond, en de gunstige recensie in N. 10

der Weegschaal voor 1826 deden mij besluiten, over alle zwarigheden heen te stappen, en de Spraakleer, met de vermeerderingen van den schrijver, mij later toegekomen, zo mede met mijne aantekeningen en bijvoegingen, in het licht te geven, om alzo aan mijn gevoel den vollen tengel te vieren. Ieder, die een ware Fries is, zal mijne bemoeijingen billijken; voor diegenen, welke verhollandschte Friezen zijn, schreef ik dit niet; en zijn er, helaas niet al te veel, die zich onder de vleugelen van dezen of genen Hollandschen letterkundigen scharen, en niet eens ontdekken, dat de vogel bastaardvederen heeft?

Doch de weinige veêrkracht, welke zij bezitten, het gemakkelijkere, met en door een' anderen, dan op zichzelven staande, te werken, te veel volgende; blindelings den afgod des tijds naäpende, komen zij gevoelloos in den stroom der vernieling; en hun aller motto, hetgeen zij blind genoeg zijn, niet te zien, is: Luctor et emergor.

Om nu ten aanzien der aloude Friesche taal hieraan paal en perk te stellen, en haar de prooi der vernieling te ontrukken, zal ik, als Fries, al mijne vermogens inspannen, om haar tegen alle vijandelijke aanvallen te beschermen. Ik weet, ik sta bijna geheel alleen, en zal misschien ook voor den tijd

« PreviousContinue »