Page images
PDF
EPUB

1725, 20. en 3.) treffen moet en dus ook deze bepaling als tot verwarring van zedelijkheid en regt voerende, moet verworpen worden.

Tegen hetgeen wij zeiden over de quæstie van voogdij en ouderlijke magt, zou men kunnen aanvoeren: de wetgever heeft bepalingen van zedelijkheid opgenomen, waarom dus niet hier? maar indien men toestemt dat die opname eene feil is, zal men zich a fortiori tegen elke noodelooze en niet noodzakelijke uitbreiding van zoodanige bepalingen moeten verzetten.

BOEK BEOORDEELINGEN EN VERSLAGEN.

NEDERLANDSCHE LITTERATUUR.

VAN DER BRUGGHEN, ancien ministre de la Justice des Pays-Bas, Etude sur l Système Pénitentiaire Irlandais, revues après la mort de l'anteur et accompagnées d'une préface t d'un appendice, par FR. HOLTZENDORFF, Professeur à l'Université de

DE

Berlin.

Aan geschriften over de Iersche gevangenissen ontbreekt het voorzeker niet. Met Mountjoy, Spike Island, Lusk en Smithsfield is het buitenland dan ook bjkans even vertrouwd als met zijne eigene gestichten. Vraagt men echter, of men hierdoor tot eene beoordeeling van het Iersche Gevangenisstelsel in staat wordt gesteld, zoo meenen wij dit veilig te mogen ontkennen. Bij de keuring toch van een werktuig, kan men niet volstaan met een onderzoek van het raderwerk; ook de beweegkracht moet

daarbij in aanmerking genomen worden. Maar al te vaak wordt dit vergeten door sommige schrijvers over het Iersche stelsel. Kwistig in beschouwingen over de wijze van toepassing, zijn zij spaarzaam met hunne oordeelvellingen over de beginselen der Iersche gevangenen-verpleging.

Bij de kennis dezer beginselen heeft men intusschen groot belang, daar zij leiden kan tot eene oplossing der in vele landen aanhangige Gevangenis-kwestie. Wanneer immers blijken mogt dat CROFTON het beginsel heeft gevonden, waarop in de hedendaagsche maatschappij de vrijheidstraf gebaseerd moet zijn, zoo is hierdoor eene der meest netelige vragen beantwoord, welke de hervorming der strafregtspleging oplevert.

Ontdekt men daarentegen dat aan het Iersche systeem eene fout ten grondslag ligt, zoo kan men veilig het onderzoek naar de toepassing er van achterwege laten, overtuigd als men zijn moet dat het, zelfs bij de beste uitvoering, op den duur niet goed werken kan. Zoowel logisch als praktisch komt dus aan de kritiek der beginselen de voorrang toe boven die der wijze van uitvoering.

Naar dit inzigt gaf wijlen Mr. VAN DER BRUGGHEN in 1861 zijne Mededeelingen en Gedachten" over het Tersche Gevangenisstelsel uit.

Op CROFTON's beginselen wilde hij de aandacht vestigen. De kritiek koos zich echter een geheel ander terrein, en beijverde zich, het verkeerde der toepassing in het licht te stellen (1). Ondanks de juiste opmerkingen, zoo in dit tijdschrift (2), als in de Gids (3), tegen deze wijze van beoordeeling gemaakt, blijven de voorstanders van

(1) Weekbl. v. h. Regt van 21 Nov. en 2 Dec. 1861, S. CooL, De Regering en het Gevangeniswezen sedert 1854, Amst. 1861.

(2) Themis, tweede Verz, D. IX, 3 le St. Het fersche Gevangenisstelsel, door Mr. A. P. TH. EYSSELL.

(3) No. van Januarij 1864, Beschouwingen over Gevangenisstraffen, door Jhr. Mr. H. J. VAN DER HEIM.

Themis, D. XI, 4de St. [1864].

37

het zuiver cellulair-systeem in de eens aangenomen rigting voortgaan (1).

Het gevaar beseffende dat door de wijze, waarop de voorstanders der eenzame opsluiting het debat voerden, de zaak gepræjudicieerd zou worden, wilde Mr. VAN DER BRUGGHEN den strijd tot de hoofdzaak terugbrengen. Hiertoe scheen hem eene omwerking en aanvulling van zijn aangehaald werkje dienstig.

Opdat het ook in andere landen de aandacht op CROFTON'S beginselen zou vestigen, besloot hij het in eene algemeen gelezen taal te vertolken. Bijkans aan het einde van zijnen arbeid werd hij hieraan door den dood ontrukt.

Zijnen bondgenoot Dr. F. VON HOLTZENDORFF, als zoodanig ook hier te lande uit menig geschrift bekend, verbleef de smartelijke doch dankbare taak, het door hem nagelaten geschrift te ordenen en te voltooijen.

De spoedige uitgave daarvan getuigt van den ijver. waarmede de Berlijnsche Hoogleeraar zich gehaast heeft, hulde te brengen aan de nagedachtenis eens mans, wiens leven aan wetenschap en menschheid gewijd was. Onder den titel van "Etudes sur le Système Pénitentiaire Irlandais", heeft Mr. VAN DER BRUGGHEN'S laatste arbeid onlangs het licht gezien.

[ocr errors]

Tot eenen aangenamen pligt rekenen wij het ons, hierover verslag uit te brengen. De liefde tot discussie, welke den schrijver kenmerkte, geeft ons vrijheid, om ons niet tot een bloot relata referre te bepalen.

In twee hoofdstukken heeft Mr. V. D. BRUGGHEN zijn werk verdeeld. In het eerste beschouwt hij de straffen als verbeteringsmiddel, in het tweede geeft hij een overzigt van het Iersche gevangenisstelsel. Eene belangrijke inleiding gaat hieraan vooraf, terwijl Dr. v. HOLTZENDORFF in eene voorrede aan de verdiensten des schrijvers hulde

(1) Het Iersche Gevangenisstelsel, door Mr. I. P. PLOOS VAN AMSTEL, 's Gravenhage 1864.

brengt en in een aanhangsel de feiten bijbrengt, welke nà Mr. v. D. BRUGGHEN's dood op het gebied der Iersche gevangenen-verpleging plaats hadden. Bij de inleiding en het eerste hoofdstuk moeten wij ons voor het oogenblik bepalen; in een volgend nummer van dit tijdschrift hopen wij dan 's Schrijvers beschouwingen omtrent het Tersche Gevangenisstelsel mede te deelen.

"De eerste vraag, dus zegt Mr. V. D. BRUGGHEN in zijne inleiding, welke zich bij het ontwerpen van een gevangenissysteem voordoet, is deze: door welke middelen kan voor den gevangene het gevaar van den toestand, waarin hij door zijne uitsluiting van het maatschappelijk leven wordt gebragt, verminderd worden, zonder afbreuk te doen aan het strafbeginsel; en voorts, op welke wijze kan men de straf ten nutte der gevangenen en hierdoor tevens ten nutte der maatschappij aanwenden?

Is de oplossing hiervan reeds moeijelijk, doordat zij op het gebied der meest ingewikkelde beschouwingen over staatkunde, godsdienst en zedekunde ligt, zij is dit te meer door den tegenwoordigen toestand der strafregtspleging. In vele landen, en vooral in die, waar de Code Pénal van 1810 is ingevoerd, zijn, ondanks de voorschriften der wet, de vrijheid-straffen slechts in duur van elkander onderscheiden. De algemeenheid dier voorschriften, om haar ook in gestrengheid te doen opklimmen, heeft de uitvoering daarvan verhinderd.

Is in de zen toestand in Frankrijk door het decreet van 27 Maart 185 2 eenige verandering gebragt, hier te lande bestaat hij nog volkomen.

Het régime, in tuchthuis en gevangenis gevolgd, is genoegzaam hetzelfde. In dezen stand van zaken kan aan eene invoering der eenzame opsluiting als straf op misdaden niet gedacht worden.

Voor langen tijd, nog minder voor levenslang (indien de doodstraf afgeschaft mogt worden) kan zij niet opgelegd worden, zonder voor het leven, of wat nog erger is, voor het verstand der gevangenen gevaarlijk te worden.

Aan eene vermindering der criminele gevangenisstraf tot het lage cijfer van jaren, gedurende welke de cellulaire afzondering zonder gevaar kan worden verduurd, zal men niet ligt denken. De cellulaire straf slechts op wanbedrijven toe te passen, gelijk hier te lande, verdient evenmin aanbeveling.

Als zwaarder straf en geschikt middel tot verbetering, komt zij vooral voor misdadigers in aanmerking. Maar wil men dit, dan zal men haar met de gemeenschappelijke gevangenisstraf moeten vereenigen. De ervaring veroordeelt deze laatste echter als zedebedervend. Zal men haar dus toepassen, dan behoort men het middel te vinden om haar zedelijk te doen werken. Slaagt men hierin niet, gelijk in Ierland, dan wende men de cellulaire straf, ondanks de inconsequentie, slechts bij wanbedrijven aan. Maar ook bij zulk eene beperkte toepassing, doen zich bezwaren tegen het invoeren der eenzame opsluiting als regel op. Waar bijv. de préventief-gevangenen te huisvesten? In de cel? Maar dan wordt het buiten toegang zijn voor hen regel, terwijl wet en billijkheid dit slechts als uitzondering toelaten; dan ondervinden zij, zonder vonnis, bij voorbaat de zwaarste straf.

Ook met het ten uitvoer leggen van lijfsdwang komt men dan in verlegenheid. Maar nog meer, hoe zal men handelen met die gevangenen, wier toestand eene onderwerping aan den algemeenen regel der eenzame opsluiting niet gedoogt?

Al wordt dus de eenzame opsluiting slechts als regel aan correctioneel veroordeelden opgelegd, zal toch nog gelegenheid moeten bestaan, om in bijzondere omstandigheden haar door gemeenschappelijke opsluiting te vervan

« PreviousContinue »