Page images
PDF
EPUB

Groote Beest en den Valschen Profeet van de Apocalypse. Hoe vreemd dit, na den slotzin der voorrede, moge zijn, schijnt de schrijver de heerschappij van gezegd beest in verband te brengen met de wederinstelling van het Fransche Keizerrijk.

Het vijfde gedeelte (blz. 221-248) is geschreven naar aanleiding van het geschrift over het Bewijs van den waren Godsdienst, het zesde (blz.249-303) naar aanleiding van de andere theologische en zedekundige werken van DE GROOT. Na de vier deelen in folio van die werken te hebben gekaauwd en herkaauwd, was de schrijver door bewondering bevangen en in waarheid gesupernaturaliseerd. Zijn geest had zich met ongerustheid afgevraagd, hoe hij het zou wagen de verhevene denkbeelden van DE GROOT zamen te vatten. Toch had hij er zich aan gewaagd. Après avoir (dus vervolgt hij) nourri notre âme des pensées de GROTIUS, et véritablement consommé la manducation spirituelle de ses Oeuvres, nous avons, avec la Grâce de Dieu, parachevé le travail suivant qui nous a coûté de patientes veilles. Daigne le Seigneur qu'il ne soit point indigne du souffle inspirateur de l'illustre GROTIUS."

Ik acht onnoodig te onderzoeken, in hoeverre dat geestelijke maal den heer CAUMONT goed is bekomen, of het zijn geest nieuwe levenskrachten heeft toegevoerd of wel in eene indigestie en benaauwde droomen is geeindigd. Het onderwerp ligt buiten de grenzen van dit tijdschrift. Genoeg zij het op te merken, dat dit gedeelte boven alle anderen uitmunt door die eigenaardigheden van stijl en gedachten-inkleeding, waarvan ik misschien reeds te veel proeven heb medegedeeld, en wier vermeerdering den lezer misschien even slecht zou bekomen, als mijns inziens den. schrijver deze vier foliodeelen van DE GROOT.

Hoe een genootschap, als de Académie de législation de Toulouse, dit werk heeft kunnen aanbevelen, hoe het daarvan de mérites solides kan roemen, hoe het daarin kon zien

"une oeuvre à laquelle, pour la rendre tout-à-fait bonne, il n'y avait presque rien à ajouter et dont il suffirait de retrancher certaines parties qui n'en constituent, à vrai dire, que des hors-d'oeuvre," hoe het kon verklaren "que l'auteur se meut à l'aise dans les régions spéculatives vers lesquelles son esprit est visiblement attiré," is een dier raadselen, wier oplossing onmogelijk ware, zoo de ondervinding niet leerde, dat overal, maar vooral in Frankrijk, somtijds onzin als verhevenheid, de hallucinatiën van een slecht gebalanceerd verstand als de uitingen van het genie worden bewonderd.

Mr. M. S. POLS.

De l'amélioration de la loi criminelle, en vue d'une justice plus prompte, plus efficace, plus généreuse et plus moralisante, par BONNEVILLE DE MARSANGY. Deuxième partie. Paris, 1864.

-

Erkentelijkheid aan den gevierden criminalist, die mij het tweede deel van zijn in 1855 ook hier te lande zoo gunstig ontvangen werk toezond, verpligt mij de voortzetting van zijnen arbeid onder de aandacht van ons regtsgeleerd publiek te brengen. Wanneer nu mijne aankondiging bijna doorgaand eene aanprijzing zijn zal, dan zie evenwel niemand daarin het streven om beleefdheid met beleefdheid te vergelden, maar slechts de openlijke uitspraak der overtuiging, dat de naauwgezette overweging van bijna al hetgeen BONNEVILLE in deze nieuwe reeks van studiën bespreekt en voorstelt tot belangrijke schreden voorwaarts op het gebied van strafwetgeving en straftoepassing leiden kan. Wat ik voornamelijk met deze aankondiging op het oog heb, is door een overzigt van den rijken inhoud cene

aanleiding te meer te geven, dat anderen zich wijden aan een grondig onderzoek van schrijvers voorslagen betreffende een of meer der door hem behandelde onderwerpen, even als ik spoedig, in verband met meer hetwelk op dit gebied in den laatsten tijd verschenen is of eerlang ons te wachten staat, in eene uitvoeriger bespreking der hoofdstukken II-VI hoop te treden. Juist om dergelijke meer speciale onderzoekingen uit te lokken heeft BONNEVILLE eene reeks op zich zelf staande studiën in plaats van een doorloopend werk in het licht gegeven, en nergens schijnen zulke onderzoekingen meer nut te kunnen stichten dan nu juist bij ons, op een oogenblik dat de StatenGeneraal een nieuw Wetboek van Strafvordering in overweging nemen. Mijne aankondiging zal daartoe het gras niet voor de voeten wegmaaijen. Zij zal zich ook alleen met het strafregterlijk gedeelte van het werk bezighouden en niet met den doorgaanden lofzang, die daarin op het Napoleontisch bestuur wordt gezongen. Ik doe op dit terrein met den Franschen raadsheer hetgeen ik onlangs deed met een Duitscher, die in een brief over regtsgeleerde onderwerpen mij zijn verdriet ging klagen, dat de goede zaak van Sleeswijk-Holstein zoo weinig populair in Holland is: ik vond het zaak dat onderwerp te laten rusten, omdat de aangenaamheid onzer correspondentie wel eens onder de behandeling van dat chapitre lijden kon.

Bij BONNEVILLE's inleiding, waarin hij vooral met regtmatige zelfvoldoening aanwijst hoe het meerendeel der door hem vroeger gemaakte voorslagen hetzij in zijn vaderderland, hetzij daar buiten door de wetgeving reeds zijn aangenomen, zal ik niet stilstaan. Evenmin zal ik lang verwijlen bij het hoofdstuk over de vermindering der misdrijven in Frankrijk, hoe lezenswaardig ook de gevolgtrekkingen en bewijsvoeringen zijn, die BONNEVILLE uit de geregtelijke statistiek trekt. Ik wil alleen de aandacht Themis, D. XI, 3de St. [1864].

29

vestigen op het gunstig getuigenis, hetwelk hij (bl. 25) aflegt omtrent de wet van 17 Julij 1856, waarbij aan den regter-commissaris de bemoeijingen van de raadkamer der regtbank zijn opgedragen. Ik doe dat naar aanleiding van de gewigtige opmerkingen, door den hoogleeraar NYPELS (1) in het midden gebragt tegen den voorslag, om ook bij zware misdrijven het O. M. de bevoegdheid van regtstreeksche dagvaarding te geven. Misschien zou aan de bezwaren, tegen de verpligte instructie te regt aangevoerd, kunnen worden te gemoet gekomen, zonder dat een burger behoeft te vreezen ligtvaardig wegens een zwaar vergrijp in het openbaar te worden teregtgesteld, wanneer men de regtstreeksche dagvaarding afhankelijk stelde van de toestemming des regters-commissaris, te verleenen op de mededeeling van de door het O. M. ingewonnen narigten; met bepaling natuurlijk, dat dan de regter-commissaris niet over de zaak zou mogen zitten, op straf van nietigheid. Dan zou, naar de door NYPELS aangehaalde woorden van den Minister van Eeredienst bij de discussie over den Code d'Instruction Criminelle, naast den vervolger een magistraat staan, die, geene tegenpartij van den aangeklaagde zijnde, zijne onbevangenheid behoudt, en niet zonder waarborg aan denzelfden ambtenaar, die zoo veel mogelijk bewijzen voor de aanklagt heeft op te zamelen, het geduchte regt zijn gegeven om zijne medeburgers met zulk eene aanklagt op de openbare teregtzittiug te brengen.

Dit in het voorbijgaan. Ik sta iets langer stil bij het zevende hoofdstuk: de la mission préventive de la justice. Dat verdient bijzonder de aandacht. Met eene kracht en warmte, die men zoo oppervlakkig niet bij den oud-officier van justitie zou zoeken, verkondigt BONNEVILLE, dat de geregtigheid die de misdaad straft, zonder alles gedaan te hebben om haar te voorkomen, wel verre van de ware geregtigheid te zijn, de regtsoefening is van heidenen en (1) Nieuwe Bijdr. voor Regtsg en Wety., XIV, 257 en volgg.

[ocr errors]

barbaren, niet van Christenen en beschaafde volken. Daar lezen wij (bl. 183) deze schoone geloofsbelijdenis: à mes yeux, ce qui doit essentiellement caractériser le magistrat du ministère public BONNEVILLE zelf is het 28 jaren lang geweest ce n'est pas seulement cette vigilance active, assidue, qui, prompte à réprimer le crime commis, sait atteindre le coupable presqu'aussitôt que le remords; mais encore cette autre vigilance pleine de sollicitude et d'humanité, qui, toujours et partout présente, parce qu'elle est l'oeil et l'oreille de la justice, met sa gloire et ses plus beaux succès à prévenir le crime, afin de n'avoir pas à le punir." Te regt stelt hij in het licht, hoe oneindig vele misdaden hare voorloopers hebben in bedreigingen, gewelddadigheden, feiten van bedrog en oneerlijkheid, die dan ook in den regel door het O. M. op de openbare teregtzitting worden aangegrepen, om bij den regter de overtuiging van schuld des te dieper te vestigen. Zoo menigeen heeft kennelijk reeds de helling betreden, die tot misdaad voert wie weet hoe velen van die ongelukkigen door een forschen greep tot staan zouden zijn gebragt. Als middel daartoe wil BONNEVILLE VOoreerst aanwenden officieuse waarschuwingen door het O. M.; want niets treft den op misdaad zinnende meer dan zijne booze gedachten te zien geraden en waarschuwend de aanraking te gevoelen van diezelfde hand der geregtigheid, die hem na de misdaad zou moeten grijpen. Zonder den schrijver zoo onvoorwaardelijk te willen nazeggen, dat elke inkomende klagt van bijzondere personen en elk rapport of verbaal van agenten der geregtelijke politie ten gevolge moet hebben of eene vervolging of eenigen maatregel van voorzorg, minstens bestaande in eene waarschuwing -de ondervinding toch leert, dat heel dikwijls niet alleen zonder grond, maar zelfs met kwaadaardige bedoeling klagten worden ingediend geloof ik met BONNEVILLE, dat het Openbaar Ministerie, hooger geplaatst dan zijne agenten en tevens minder nabij

« PreviousContinue »