Page images
PDF
EPUB

Maar zoodra als er slechts eene vraag, op welker beantwoording de verhoorende ambtenaar prijs stelt, niet door den beklaagde wordt beantwoord, valt het geheele voordeel weg. Dan is de oplossing van een waar of vermeend bezwaar bepaaldelijk afgevraagd en niet gegeven en de toestand van den beklaagde alzoo zeer veel nadeeliger geworden, dan wanneer men kon vooronderstellen, dat de zaak aan zijne aandacht was ontsnapt. Maar wat meer is, het verhoor vooral in de instructie, maakt in sommige en wel in de meest ingewikkelde gevallen, waar ze het meest voor eenen beklaagde noodig was, hem de verdediging moeijelijk, zoo niet onmogelijk. Over alle bijzonderheden van zijn vroeger leven, zijne lotgevallen en omstandigheden, alles wat betrekking heeft op het feit waarvan hem de schuld wordt ten laste gelegd, kan hij worden ondervraagd. Hij heeft met of zonder aarzeling daaromtrent ophelderingen gegeven of wel ze geweigerd. Alle antwoorden, die door hem zijn gegeven, worden nu gezamenlijk ter beschikking gesteld van hem, wiens taak het is de bewijzen der schuld van den beklaagde te verzamelen en bij den rechter aan te dringen, den ambtenaar van het openbaar ministerie. Deze kiest uit den hem ten dienste staanden voorraad wat hij wil. Hij kan elke verklaring op zich zelve beschouwen, in verband brengen met elke andere omstandigheid of verklaring; hij kan ze alle te zamen beschouwen, hij kan juist omtrent dat wat ter beoordeeling van de schuld, des beklaagden het gewichtigst is, omtrent den zamenhang van alle gegeven antwoorden, naar willekeur een stelsel opbouwen. Wanneer nu het oogenblik gekomen is, dat de beklaagde, volledig bekend met alles wat ten zijnen nadeele wordt aangevoerd, zijne verdediging zal kunnen voeren, moet hij zich niet alleen omtrent het hem ten laste gelegde feit, maar omtrent alles wat door hem in de verhooren die hij onderging verklaard werd, verantwoorden. Immers wanneer hij of het onderling verband van sommige verklaringen, zoo als dat opgevat werd, bestrijdt; of wel de waarheid van eene

verklaring, die misschien aan het slot van een vermoeijend verhoor van vele uren toen zijn gedachtengang reeds merkelijk was verstompt werd afgelegd, ontkent, of ook beweert, dat de juiste beteekenis daarvan eene geheel andere was, dan die men daarin door vergelijking met andere verklaringen en omstandigheden wil leggen; dan wordt hij telkens met onverbiddelijke strengheid naar vroegere verklaringen, die hij zich misschien slechts ten deele of in het geheel niet herinnert, teruggewezen en wordt hij uitgenoodigd om tegenspraak op te heffen, waar hij, die de voorstelling welke de rechter zich maakt niet begrijpt, ook misschien het bestaan dier tegenspraak niet kan vatten; of om aannemelijke gronden voor zijne opgaven van vroeger, voor zijne herroeping of uitlegging van thans op te geven, terwijl hij zelf misschien niet in staat is zich te verklaren, hoe hij, telkens de waarheid meenende te zeggen, toch den eenen keer het tegenovergestelde van de andere maal opgaf. Hoe dikwijls kan het daarbij niet gebeuren, dat de beklaagde den zedelijken, ja somtijds ligchamelijken dwang, die op hem werd uitgeoefend, als de oorzaak zijner vroegere verklaring opgeeft, en wanneer zoude daarop acht kunnen worden geslagen? Wanneer men daarbij in aanmerking neemt, dat het meermalen zal voorkomen dat een beklaagde, ook al is hij niet vermoeid, den ondervrager niet begrijpt, of omtrent het recht verstand van de vraag mistast en dikwijls daardoor alleen een antwoord kan geven dat hem bezwaart, zonder dat hij zelf zulks bemerkt, dan zal men wel moeten toestemmen, dat werkelijk eene gegronde verdediging door het verhoor kan worden onmogelijk gemaakt. Dit is zelfs dan het geval, wanneer een gemoedelijk ambtenaar werkelijk door het verhoor de gronden van verdediging tracht aan het licht te brengen, daar hij steeds gevaar loopt zich door den gang van de ondervraging in een verkeerd daglicht te doen voorkomen, daardoor de geloofwaardigheid er van te verzwakken en den beklaagde

van de bewijzen zijner onschuld te berooven. En al wordt in vele gevallen de verdediging er niet door verlamd, dan blijft het nog de vraag, of het geringe voordeel, dat er voor den beklaagde in gelegen is, om door middel van vragen, op de tegen hem bestaande bezwaren te worden opmerkzaam gemaakt, niet te duur gekocht wordt door de omstandigheid, dat hij ten opzichte der zaken, waaromtrent opheldering van hem wordt verlangd, geheel aan de bescheidenheid van den hem ondervragenden ambtenaar is overgegeven? In het belang der verdediging zal het verhoor dus wel niet behoeven bestendigd te worden.

Maar niet alleen in zijn eigen belang wordt een beklaagde verhoord, zijn verhoor is ook het middel om de waarheid. aan het licht te brengen. Daarvoor had zeker geen ongelukkiger middel kunnen worden uitgedacht. Immers wat wil men? niet veroordeeling van den beklaagde, maar de waarheid. Het is algemeen bekend, dat er niets gemakkelijker is, dan de menschen, die gewoonlijk in de strafgedingen als getuigen verschijnen, met zich zelven in tegenspraak te brengen; ieder eenigzins geoefend magistraatspersoon zal in staat zijn velen hunner, door middel van twee achtereenvolgende vragen omtrent dezelfde zaak, twee volkomen tegenstrijdige en met elkander onbestaanbare antwoorden te doen geven, eene kunstbewerking die trouwens ook in het dagelijksch leven op minontwikkelden meermalen met uitstekend gevolg kan worden verricht. Het is hier de plaats niet om de redenen van dit verschijnsel, die zeer eenvoudig zijn, op te sporen. Maar wanneer bij het verhoor van getuigen zich zulke verschijnselen voordoen, die de waarheid hunner verklaringen altijd zeer betrekkelijk maken, hoeveel meer zal zulks dan niet het geval kunnen zijn bij het verhoor van eenen beklaagde, wiens kalmte. veelal geheel verdwenen is; die misschien zeer moeijelijk zijne meeningen en ondervindingen in woorden kan wedergeven en die buitendien de weinige bedaardheid, die hij

overhoudt, en den weinigen aanleg om te spreken, dien hij bezit, meermalen gebruikt om den ambtenaar, die hem verhoort, door meer of minder bedriegelijke opgaven een rad voor de oogen te draaijen. Die pogingen zullen dikwijls juist door langdurige verhooren gemakkelijk worden gemaakt en de wijze waarop daarin de antwoorden worden verkregen, doen eene gewichtige, misschien te weinig overwogene vraag rijzen: of de verklaringen van den beklaagde, ook waar ze den schijn van waarheid, door overeenstemming. met omstandigheden en opgaven van elders, hebben verkregen, werkelijk wel altijd waarheid bevatten, en of niet zonder zijne verklaringen de rechter zeer dikwijls even nabij aan de waarheid was genaderd en tevens even verre daar van was verwijderd, hoewel in eene eenigzins andere verhouding, als nadat de verklaringen van den beklaagde door hem als een gedeelte der verkregene waarheid daaronder zijn opgenomen? Meermalen zelfs wanneer men het aanvankelijk niet zoude meenen, moet dit zonder twijfel het geval zijn. Nu kan tegen deze opmerking niet worden aangevoerd, dat zij tegen elke mondelinge verklaring geldt, want behalve den zedelijken dwang, die tot het verkrijgen van de verklaringen van den beklaagde wordt aangewend en waardoor de geloofwaardig heid er van zoozeer vermindert, is er geen geval waarin de beoordeeling daarvan zoo moeijelijk valt, als wanneer men te doen heeft met verklaringen door eenen persoon van eigen handelingen, overleggingen en gedachten afgelegd. De regelen der Untersuchungskunde" kunnen in die geheimste binnenkamer en van het gemoedsleven niet meer met eenige stellige zekerheid worden toegepast. De practische geest der Engelschen zag de geringe waarde van die verklaringen en bekentenissen in. Zij zijn, zegt BLACKSTONE: "the weakest and most suspicious of all testimony; ever liable to be obtained by artifice, false hopes, promises of favor, or menaces, seldom remembered accurately, or repeated

with due precision (37). En wie zal het niet toestemmen, dat deze opmerking ook hier te lande volkomen waar is? Wanneer alzoo niet als bewezen mag worden aangenomen dat het verhoor van den beklaagde zoo geen onfeilbaar, dan toch een betrekkelijk zeker middel is, om de waarheid. te leeren kennen, dan moet er, daar het ook ter bevordering eener goede verdediging van den beklaagde niet behoeft behouden te worden, toch wel eene andere reden zijn, die het behoud daarvan op nieuw zonder eenige verdediging der instelling in het aangeboden Ontw. Wetb. van Strafv. doet voordragen, waar reeds meermalen stemmen ter bestrijding daarvau werden vernomen. Die reden zal waarschijnlijk moeten gezocht worden in de overtuiging, dat de wet aan den beklaagde de gelegenheid behoort open te stellen om de tegen hem ingebragte bezwaren reeds vroeger dan door de verdediging bij de eind-behandeling der zaak, op te lossen en dat de rechter niet mag worden verstoken van het licht, dat hij uit verklaringen van den beklaagde zoude kunnen bekomen. De practische uitwerking van deze opgave zal steeds de taak van den wetgever blijven, daar ieder zal moeten erkennen, dat zij tot de goede regeling van het strafgeding behoort. De voorname moeijelijkheid daarbij zal echter zijn om door doelmatige voorschriften de nadeelen van het verhoor en in het bijzonder de verhouding, waarin daardoor de verhoorende ambtenaar en de beklaagde tegenover elkander worden geplaatst, te weren zonder de voordeelen in de waagschaal te stellen, welke uit verklaringen van den beklaagde kunnen voortspruiten.

In Engeland en Amerika heeft men getracht deze moeijelijkheid te boven te komen (38). In het eerstgenoemde land

(37) Commentaries on the laws of Engeland, 357.

(38) Volgens DE BOSCH KEMPER, II. 135, is in het Beijeisch Ontw. Wetb. het verhoor van den beklaagde alleen in zijn voordeel aange

nomen.

« PreviousContinue »