Page images
PDF
EPUB

spronkelijk Werk, aan het Gemeente-Bestuur zijner Woonplaats, te vertoonen zes afgedrukte geheele Vellen der aangekondigde Vertaling, waar van, als dan, insgelijks door hem, éénmaal in de Courant zijner Woonplaats, of bij ontstentenis van dien, in die der naastbijgelegene Plaats, Advertentie zal behooren te geschieden.

7o. Dat een ieder, welk eenig oorspronkelijk of vertaald Werk uitgeeft, waar op dezelve, in voege voorz., een Regt van Eigendom of Preferentie bezit, verpligt zal zijn:

a. Om op den titel van hetzelve zijnen Naam, den Naam van de Plaats en het Jaargetal der Uitgave te plaatsen. 6. Om een Exemplaar van zoodanig Werk, of, bijaldien hetzelve bij Deelen, Stukken of Nummers uitkomt, van elk Deel, Stuk of Nummer, dadelijk, bij de Uitgave, een net gebonden Exemplaar te doen toekomen aan het GemeenteBestuur der Plaats van de Uitgave, en aan de Nationale Bibliotheek, waar tegen, zoowel van wege hetzelve Gemeente-Bestuur, als van wege de Opzigters derzelve Nationale Bibliotheek, aan hem, zal ter hand gesteld worden. een Bewijs van den navolgenden inhoud:

Het Gemeente-Bestuur van N.N. verklaart De Opzigters der Nationale Bibliotheek verklaren bij dezen, ontvangen te hebben van N.N. een net gebonden Exemplaar van het, door hem, uitgegeven Werk, getyfeld N.N. (met bijvoeging van het Nummer van het Deel).

In kennisse van mij
N.N.

8o. Dat wanneer iemand aan een of meer der voorz. bepalingen mogt nagelaten hebben te voldoen, dezelve, daar door, dadelijk van zijn Regt van Eigendom of Preferentie zal komen te vervallen, en mitsdien aan elk en een iegelijk vrijstaan, hetzelve Werk, het zij oorspronkelijk, het zij vertaald, nagedrukt te debiteeren.

9o. Dat, ten aanzien van Werken, vóór het emaneeren van deze Wet, binnen de Bataafsche Republiek, reeds uitgekomen, het Regt van Eigendom of Preferentie, op denzelfden voet, als bij deze Wet bepaald is, wordt toegekend aan een ieder, die hetzelve bewijzen kan te bezitten; mits door denzelven, bij eene nieuwe Uitgave, aan het hier boven bij Art. 6 en 7 gestatueerde, wordt voldaan.

10o. Dat, gelijk alle de voorschreve bepalingen op het Beginzel van Eigendoms-regt of Preferentie berusten, dezelve respectivelijk zullen vervallen, wanneer zoodanig Regt van Eigendom of Preferentie geen plaats heeft; wordende mitsdien. daar van expresselijk uitgezonderd het drukken van de zoogenaamde Grieksche en Romeinsche Auctores Classici, immers voor ZOO verre den Text derzelven aangaat, voorts Bijbels, Testamenten, Psalmboeken, Catechismussen, en alle zoodanige Kerk- en Schoolboeken, waar van het Kopij-regt niet het Eigendom is van eenen ander, en voorts alle gewone Tijdwijzers en Almanachen, voor zoo verre dezelve behelzen den Datum en Naam van elken dag van het Jaar, de opgave der Jaarmarkten, Kermissen, Paarden-, Beesten- en Leermarkten, van den op- en ondergang der Zon en Maan, van de Watergetijden, luiden van Poortklokken, Jaartellingen, Eclipzen en Hemelverschijnzels, Feestdagen, het afgaan en vertrekken van Briefposten, vaaren van Trekschuiten en Postwagens, het Klein Zegel, en Weerkundige Waarnemingen, als blijvende aan een ieder Ingezeten vrij en onverlet, om, van de opgemelde Auctores Classici, Bijbels, Testamenten, Psalmboeken, Catechismussen, Kerk- en Schoolboeken, Tijdwijzers en Almanachen, zoo veele Drukken te vervaardigen, als dezelve voor zijn eigen of het algemeen belang zal geraden oordeelen, terwijl van deze algemeene vrijstelling wordt uitgezonderd het nadrukken van zoodanige Almanachen, waar op, door het vorig Bestuur van dit Gemeenebest, op eenigerhande bezwarende voorwaarde, Privilegie of Octrooy is verleend, waar van de termijn, als nog, niet is geëxpireerd, als mede het nadrukken van al dat geen, 't welk eenig Uitgever van eenen Almanach tot geriefelijker gebruik van de boven vermelde ingrediënten van eenen ge

wonen Almanach, of tot vermeerdering van deszelfs algemeene nuttigheid mogt hebben bijgevoegd.

11o. Dat hier mede gehouden worden voor vervallen alle Placaten en Wetten, tot dus verre ten opzigte van de uitgave van Boeken, bij eenig Nationaal, Gewestelijk of Stedelijk Bestuur in deze Republiek, in der tijd geëmaneerd.

12o. Dat eindelijk, allen en een iegelijk, die dit zoude aangaan, zullen worden gelast, om zich naar den inhoud dezes punctuëlijk te gedragen, mitsgaders ook alle Politieke en Regterlijke Collegiën en Personen in dit Gemeenebest, om het hier voren gestatueerde te doen executeeren en naarkomen, als mede tegen de Contraventeurs te procederen, zoo als volgens eene goede Administratie der Politie en Justitie zal worden bevonden te behooren.

Dien volgens gelast het Staats- Bewind, dat deze zal worden afgekondigd en aangeplakt, alomme, daar zulks behoort.

In den Haag, 3 Juny 1803.

(was geparapheerd) C. H. GoCKINGA, vt.
Ter ordonnantie van het Staats-Bewind,
(was geteekend) C. G. HULTMAN.

Later werd deze publicatie uitgebreid met het volgende:
DECREET,

houdende Ampliatie der Publicatie van den 3den Juny 1803, betreffende het drukken en uitgeven van Boeken, en verbod tegen het nadrukken van oorspronkelijke Werken enz. Gegeven den 3den December 1808.

LODEWIJK NAPOLEON, door de gratie Gods en de Constitutie des Koningrijks, Koning van Holland, Connétable van Frankrijk.

Het Wetgevend Ligchaam goedgekeurd hebbende de Voordragt door Ons daartoe gedaan.

Hebben Wij gedecreteerd en decreteren:

ART. 1. Bij ampliatie der Publicatie van den 3den Juny 1803, betreffende het drukken en uitgeven van Boeken, en verbod

tegen het nadrukken van oorspronkelijke Werken enz., worden gearresteerd de navolgende bepalingen.

§ 1. Een ieder die in dit Rijk, naar eene Teekening, hem in eigendom toebehoorende, of waar over hij volkomen de magt van te beschikken heeft, eene gegraveerde Plaat, Portrait, Land-, Zee- of Rivier-kaart, Topographische Afbeelding en dergelijken, heeft vervaardigd, of doen vervaardigen, zal daar op hetzelfde regt geacquireerd hebben, als bij Art. 2 van de Publicatie van den 3den Juny 1803, betrekkelijk het drukken en uitgeven van Boeken, omtrent de Eigenaars van oorspronkelijke Werken is bepaald.

§ 2. Het nagraveren en het uitgeven van zoodanige gegraveerde Platen, als in voorsz. Artikel zijn vermeld, op welke wijze dit dan ook zoude mogen geschieden, zal aan dezelfde poenaliteiten onderhevig zijn, als bij Art. 3 van evengemelde Publicatie van den 3den Juny 1803 zijn gestatueerd, tegen het nadrukken en verkoopen van oorspronkelijke Werken, waar van het regt der uitgave is het eigendom van een ander.

§3. Wanneer iemand binnen dit Rijk eene Buitenlandsche Plaat enz. zal willen nagraveren, of wel eene oude op nieuw zal willen graveren, zal hij verpligt zijn zich aan dezelfde formaliteiten te onderwerpen, als welke in meergemelde Publicatie, omtrent vertaalde Boeken, zijn vastgesteld.

§ 4. Alle beschikkingen en bepalingen, bij de voorsz. Publicatie gemaakt, omtrent het drukken en verkoopen van Boeken of Werken, zijn mede toepasselijk op Gravures, van welken aard of onder welke benaming die ook zouden mogen wezen of bekend zijn.

ART 2. Het tegenwoordig Decreet zal worden gepubliceerd en in het Bulletin der Wetten geïnsereerd.

ART 3. Onze Minister van Justitie en Politie is belast met de executie van dit Decreet.

Gegeven in Ons Koninklijk Paleis te Amsterdam, den 3den December van het jaar 1808, en van onze Regeering het derde.

(get.) LODEWIJK. De Minister van Justitie en Politie, (get.) C. F. VAN MAANEN."

De wet van 1803 zou niet lang in de bataafsche republiek geldend zijn. Die republiek zou een koninkrijk worden, en wel een koninkrijk van fransch maaksel; in den beginne schijnbaar vrij, werkelijk trouwens, zijn geheelen duur door, afhankelijk van vreemde inwerking. Op dien grond is dan ook aan dit opstel de titel van Fransche wetten op de hollandsche drukpers gegeven.

Bonaparte's verschijning op het wereldtooneel is een ont. zagwekkend feit in de geschiedenis. Wie zou hebben kunnen vermoeden, dat deze corsikaansche knaap, scholier van Brienne, wiens jongensdroomen hoogstens tot een generaalsrang zich hadden kunnen opwinden, toen hij op 25jarigen leeftijd dat toppunt reeds bereikt had overmoedig genoeg zou geweest zijn om te staan naar een regeeringsplaats, als die van eersten consul, en daarna niet minder zou begeeren dan een keizerskroon? Wie zou hebben kunnen denken, dat deze voor het uiterlijk nietige figuur, alles behalve een indrukwekkende persoonlijkheid, zich van de kracht bewust zou wezen, om dat door en door verwilderde Frankrijk te temmen tot gehoorzaamheid en diens alleenheerschende monarch te worden, gelijk hij reeds zijn allesoverwinnende veldheer was? Wie zou het hebben kunnen gelooven, dat datzelfde Frankrijk, een toonbeeld van ontreddering en wanorde, binnen een tiental jaren als voorbeeld van gezag en kracht aan het hoofd zou staan van de machten van Europa?

En toch gebeurde het zoo. Wij vergeten niet, langs welke wegen. Om een troon te veroveren komt men met bloohartigheid niet ver. Om in den vollen zin van het woord alleenheerscher te worden, dienen alle anderen, àllen zonder onderscheid, tot onderdanigheid gebogen te worden. Om tegen den stroom in van gemor, verzet, naijver, samenspanning, op eigen terrein niet alleen, maar tegenover bijna heel de wereld het veld te behouden en een Cesar te blijven, gehuldigd, bewierookt, evenzeer aangebeden als gevreesd, daartoe zijn andere middelen noodig dan alledaagsche. Soms geweldige, soms ook onvoorziene en ongewilde, omdat ook de omstandigheden een overheerscher kunnen overheerschen.

« PreviousContinue »