Friesche spraakleer |
Other editions - View all
Common terms and phrases
1ste 1sten n.val 2den 3de n.val 3den 4den n.val Aantonende wijs aanv Aanvoegende wijs alsá alzo Angelsaksisch Asegabuch b. v. Bmb bijvoegelijk woord bijwoorden bladz daarentegen deelw Deelwoorden Deensch dezelve dierg dikwijls eindiging Emsiger enen enige evenwel fon thá Frésa Friezen geheel gelijk geslacht geslotene hoofdzoort góda goed Gothische héra hetwelk hine Hollandsch hunne hús ibid iemma Islandsch jefta klasse klassen klinker komt Landrecht maken mannel mark mede medeklinker meerv mith n.val enkelv n.val meerv naamval naamwoorden navt Nederl Noordsche onbep Onbepaalde Onbepaalde wijs onvolm onze onzijdig opene hoofdzoort oud-Saksisch oude Friesche overeen riuchte Saterland schrijfwijze sé hit sine skel skil Spraakleer sylbe thá tham thene ther thera thes thet thjú thú verbogen verbuiging verl vierden naamval vindt men Asb volm voornaamwoord voorzetsel vorm vrouwel welde werkwoorden werth wesa WIARDA willa wralde zamenzettingen zelve zomtijds zoort