Page images
PDF
EPUB

nawet, niets; ook zo.

stór en felo; ook zo.

Zommige worden als het grondwoord voor het twevoud gebruikt; deze zijn voornamelijk:

avder, een van twe; schijnt onbuigbaar te zijn. navder, geen van twe; ook zo, Bmb. 78. hweder, wie van twe; Bmb. 135.

ejder, aider, van twe, ook zo, Bmb. 70. other, de andere; thet other, het ander, gaat gelijk het onbepaald bijvoegelijk woord, en komt dikwijls voor.

Dit other wordt dikwijls tot or zamengetrokken, en behoudt dezelfde verbuiging, Asb. 7, 7. Thet other- thet other komt overeen met het Isl. annaðr annað, het ene het andere, Bmb. 78. Het wordt, ook voor de een, zonder tegenstelling, de andere gebruikt: b. y. hira other, E. LIX; dit is door WIARDA, Bmb. bl. 81, mis

verstaan.

F. Tellende.

132. Deze kunnen, wanneer zij tegen elkander over gezet worden, het best nagezien en onthouden worden. Zij zijn de volgende:

é n

Niet bepalende.

twá, twéne, twá

Bepalende.

Thet forme, éroste

other, twé de.

[ocr errors][merged small]

Bepalende.

thrjú, thrẻ, thrjá Thet thredde

fjúwer

fif

fjárde

fifte

sex

sjúgun, saun, corp.

185,' b.

sexte

sjúgunde, saunde

achta

njúgun

tían

andlova, Asb. 3, 7

twilif, Ash. 2, 7

(twelef, B. 178)

thredtine

fjúwertine

fiftine

sextine, H. 51

sjúguntine

achtatine, A.3,8,H.60

njúguntine

twintich

én and twintich

thritich, H. 57 fjúwertich, H. 58 fiftich, H. 51 sextich

sjúgentich (H. 52 sogentech)

achtunde, H. 5

njúgunde, H.5 tíande

andlofte, alf

ta, E. bl. 56 twilifte, E. bl. 56

thredtinde,H.13

fjúwertinde

fiftinde

sextinde

sjúguntinde

achtatunde

njúguntinde, H. 15

twinte goste, Asb. 2, 20

én and twinté

goste thrite goste fjúwertegoste fifte goste sexte goste ' sjúgunte goste

[blocks in formation]

133. Men vindt ook nog vele andere en zamengetrokkene vormen van deze woorden, zo als: achtene voor achtatine; tachtich voor achtantich vindt men bij VON WICHT, ostfr. Landr., bl. 835, in de aanm.

134. Twé de komt duidelijk Asb. bl. 1 in de betekenis van andere voor: thet was thet twéde bod, dit was het ander gebod. Achatinde voor achtatinde, Asb. 2, 18, zal een drukfeil zijn; njútende, Asb. 2, 19, misschien ook; men vindt ten minsten H. 15 njúgentendeste; alwaar men mede sogende, elfte, tuelefte, threttendeste, achtetendeste vindt. H. 60: under achtateinum, achtien.

uit

135. De drie eerste worden verbogen: én gaat als het onbepaald bijvoegelijk woord, hetwelk ook bepaald voorkomt: thet éne, het ene; b. v. the (tha) tyéne skelin thene éna arwinna, de twe zullen den enen overwinnen, Bmb. 44.

De twe volgende gaan aldus:

32

Onz. Manl. Vrl. Onz, Maal. Vrl. 1-4n.val twá twéne twá thrjú thré thrjá

twám, A. 5, 16

twira, B. 136

thrim, B. 30

thrira, E. 11.

Voor thrim vindt men ook thrjúm, Bmb. 5, 47, 87; ¿ staat hier voor y; en y lost zich in deze taal gewoonlijk tot jú op (38, 39).

énis,

136. Van den 2den n.val é nes, énis van én, zo ook van twá en thrjá, moet men de bijwoorden én is, eenmaal, twia, twemaal, thría, driemaal, wel onderscheiden. De overige bijwoorden van deze zoort worden met de bepaalde voornaamwoorden en het naamwoord stunda, stond (maal), uitgedrukt: b. v. twilif stunde sex and thritich, twaalf maal zes en dertig; fiftene stunda sex and thritich, vijftien maal zes en dertig. Men vindt H. § 25 twédnath, ten twede maal; thrimenath, ten derde maal, aldaar verkeerd door twe delen en drie delen overgezet. Zo ook thrimen, een derde, H. 21; E. 35: én thrim na hond, een derde der hand. Zo ook én se, eenmaal, E.

XXXVIII.

137. Of niet de overige telwoorden vroeger ook verbogen werden, is mij noch twijfelachtig. Ik vind H. 63: mit sex hunderda merkum; ibid.: mit thria hunderda merkum; H. 57: mith twa en thritega merkum; H. 58: thet vrgeld hunderd merka, het weergeld honderd marken; ibid.: mith fiuwertega

merkum; ibid. 59: sex tech merka; H. 62: bi thritega merkum; H. 29: bi tua and sogentega skellinga; H. 31: eleft a tuéde, tien twederde; H. 32: fiarda tuéde, drie twe derde; H. 39: thria achtenda halue merk, driemaal zeven een twede mark; en hieruit zoude ik ene vroegere verbuiging dezer woorden veronderstellen.

4.

WERKWOORDen.

133. Deze woordklasse heeft hier, even als in de andere Germaansche talen, geen lijdend werkwoord (passivum), zodat dit door eene omschrijving, met het hulpwerkwoord, moet uitgedrukt worden. Het eigentlijke werkwoord heeft de gewone wijzen: de aantonende (indicativus), gebiedende (imperativus), de aanvoegende (conjunctivus) en onbepaalde (infinitivus), met twe tijden in de eerste en derde, en een in de twede; bovendien heeft men een tegenwoordig en verleden deelwoord (participium activum et passivum), en een onbepaald woord met to (ons te) er bij, en schijnt een' meer stelligen tegenwoordigen tijd uit te drukken, zo als ook het gebruik van het deelwoord des tegenwoordigen tijds met het hulpwerkwoord, zijn: b. v. and hi dwaen is, en hij doende is, voor, en hij doet; is hi leten, is hij latende, voor, laat hij. Om de getallen en personen te onderscheiden zijn hier minder

wesa

« PreviousContinue »