Page images
PDF
EPUB
[merged small][ocr errors][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small]

A

Meerv. 1-4 n.val

3

2

[ocr errors]

-e-a) -a (-um)

-era:

99. Al de drie geslachten zijn, zowel van de bepaalde als onbepaalde verbuiging, in het meerv. gelijk; bovendien hebben zij in beide getallen den 1sten en 4den n.val gelijk. GRIMM geeft wel den 1sten n.val van het vrouwelijke verschillende van de andere geslachten op; maar daar hij derzelver 4den n.val gelijk de overige stelt, zo zal dat ene drukfeil zijn. Men vindt dikwijls a voór e; maar dit vindt men in alle, het vrouwelijke geslacht niet uitgezonderd.

100. Tot verbuigingsvoorbeeld kan gód, goed, dienen, hetwelk aldus verbogen wordt:

[blocks in formation]
[ocr errors][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][ocr errors][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small]

101. Deze verbuiging heeft zeer veel overeenstemming met de Angelsaksische; hoewel de eindigingen ene, ere en era, tot ne, re en ra zamengetrokken, in het Hd. daarentegen tot en, er, er, afgekort worden; zodanige zamentrekking vindt

men ook dikwijls in het Fr., wanneer de karakterletter vloeijend, voornamelijk 1, is.

102. In de plaats van den onbepaalden 3den n.val van het onzijdig en mannelijk enkelvoud ; verder in al de geslachten in 't meerv. op a (e), gebruikt men, wanneer het bijvoegelijke woord alleen of als naamwoord staat, de eindiging um. In de plaats van den bepaalden 3den en 2den n.val in het meerv. op a, gebruikt men in den 3den n.val de eindiging on, en in den 2den ona, naardat het bijvoegelijk woord alleen of als naamwoord staat. De overige naamvallen hebben zulke dubbelde eindigingen niet.

:

[ocr errors]
[ocr errors]

103. Tot bewijs der onbepaalde verbuiging van deze woordklasse, kan ik hier aanhalen: 1ste n.val vrouwel. alsa grát irthbivinge, zo grote aardbeving, Asb. 7, 11; én half merc, Bmb. 134; maar in den 4den n.val é ne halve merc, Bmb. 135; de 3de n.val onz.: buta é na halva punde, omtrent een half pond, Asb. 7, 13; 4de n.val mannel.: mith éne blódiga dawe bifangen, met ene bloedige dauw bevangen; en mith rjochta thing athe, met wettige rechtspleging, Asb. 1, 3. De 1ste n.val vrouwel. meerv.: nene burga, gene borgen, Bmb. 159; 4de n.val: alsá monege halve merc, al zo menig halve mark; 3de n.val: thet pund skil vesa bi sjúgun Agripinska panning on, het pond zal van zeven Agrippijnsche penningen zijn; en 2de n.val: weraldeskera lena plegia, wereldsche lenen besturen; rikera frjonda, van rijke

[ocr errors]

vrienden; 3de n.val: bi alda tídon, in oude tijden.

De op zichzelven staande vormen zijn niet vele: een duidelijk voorbeeld van den 3den n.val enkelv. vindt men Bmb. 146: hvá sá, otherum thes bitígath, wie den anderen hiervan beschuldigt; in het Asb. 5, 6, heeft men dit met de aldaar gewoonlijke eindiging on voor um: thet thera kinda allerek otheron léve, dat ieder der kinderen aan de anderen nalaten (hun goed); maar daarentegen Asb. 7, 11: mith other a cláthon, met andere klederen, van other, ander.

104. Ten aanzien der bepaalde verbuiging bestaat er geen twijfel. Tot bewijs voor 't meerv. kan aangevoerd worden: tha forma fjúwer kininga, de vier eerste koningen, Asb. voorr.; 4de n.val. thá othera bodo, de andere geboden, ibid.; 2de n.val: thera midlosta litha, van de middelste leden; thera othera fingera, van de andere vingeren, Asb. 3, 9.

[ocr errors]

De op zich zelven staande vormen zijn hier menigvuldiger: b. v. oppa thá héligon, op het heilige, Asb. 2, 20; en tha hélegon ene merk, aan de heiligen een mark, Asb. 7, 25; dit heeft WIARDA niet goed verstaan, en voor den Isten n.val genomen; dat het den 3den n.val is, en dat de woordvoeging veranderd is, is zichtbaar uit het daarop volgende: tha Az ega and tha aldermonne ene merc; men vindt ook: thá helgum, 'Bmb. 215; 2de n.val: thera hélegona gód, der heiligen goed, Asb. 7, 29; en

thera hélegana laster and skatha, ván laster en beschadiging der heiligen.

[ocr errors]

105. GRIMM geeft aan den 3den n.val enkelv. van het onzijdig en mannelijk van de onbepaalde verbuiging, en het meerv. van alle geslachten, de eindiging e, welke ook dikwijls gevonden wordt. Dat ik daarentegen de a aangenomen heb, is niet alleen, omdat die op de aangehaalde en meer andere plaatsen gevonden wordt; maar inzonderheid omdat een bepaalde gelijkheidsregel dit vorderde. De eindiging is oorspronkelijk um of on; maar on en an worden in deze taal met a regelmatig verwisseld (49). Deze um, of on en a, is oorspronkelijk dezelfde eindiging in verschillende gestalten, welke zich in de taal naast elkanderen, met een verschillend gebruik, hebben staande gehouden; te weten, de eerste, als de duidelijkste, op zich zelven staande, de laatste, als de minder duidelijke, bij het naamwoord gevoegd, uit welker eindiging men genoegzaam kan onderscheiden, welken n.val zij uitdrukken zal. Zo kan men dan verklaren, waarom deze taal, boven anderen, in deze gevallen dubbelde vormen heeft gehad, en niet in de Overige, alwaar gene zodanige dubbelde eindigingen plaats vinden. Men vindt dikwijls wel e voor maar dit is ene onachtzaamheid, welke hier niet in de vormen opgesloten ligt: b. v. Asb. 6, 4, vindt men in het meerv. van de derde verbuiging: ther send gersfalle voor gersfa ila, welke grasvallig zijn (Hd. Grasfälle), en Asb. 6, 1: thet ma tha erma ér skil rjucht a ér ma tha ríke voor ríka, dat men eerder

[ocr errors]

A

« PreviousContinue »