Page images
PDF
EPUB

L

[ocr errors]

sloga en slaga. Men zal opmerken, dat de a noordelijk tot o, zuidelijk tot e overging, naar mate men nader aan ene andere taal en derzelver dialekt naderde; ja in de latere stukken, welke wij in het Friesch Charterboek vinden, kan men zelfs zien, dat het tegenwoordige Friesland, ten tijde der Hollandsche graven, zich, misschien om verstaanbaarder te zijn, enigzins naar dien tijd geschikt, en deszelfs spelwijze gewijzigd heeft; ook ziet men, dat de taal, in de laatste tijden, dat zij in Friesland geschreven werd, wat de spelwijze aanbetreft, naar het Hollandsch helt. Om zich hiervan te overtuigen, vergelijke men: het Hunsingoër Landrecht, het Asegabuch, Friesche rechtskennis (noch in handschrift, doch waarvan hierachter een uittreksel), de Oude Friesche Wetten, het Charterboek en de hier en daar verspreide stukken; voeg hierbij de nu sedert enige jaren uitkomende stukken, en ik ben verzekerd, dat deze laatste door de buitenlandsche geletterden, die de oude Friesche taal kennen, niet als Friesch zullen beschouwd worden, en men zal zich van de waarheid kunnen overtuigen.

Men verwondert zich misschien, dat ik

den zo

zo hoog geroemden Frieschen dichter GIJSBERT JACOBS hier niet noeme. Hoewel

nen,

ik hem als dichter gaarne zijne waarde laat behouden, moet ik evenwel rond uit beken-. dat zijn werk, wat de schrijfwijze betreft, zo vol taalkundige fouten is, dat het hier niet, even min als ALTHUIJZEN'S Friesche Rymlari, in aanmerking kan komen. Het is een zamenweefsel van Angelsaksische, Hollandsche en Friesche klanken, zonder orde daargesteld; een doolhof, opgevuld met taalkundige fouten, waaruit zelfs niet de grootste taalkundige wijs kan worden; daar hem dan enen nieuw gefabriceerden zesden klinker (w), dan wederom ene aaneenschakeling van klinkers, die men niet weet, of zij tot ene of meer sylben behoren, behoren, in den weg zal

staan.

Ten aanzien van het oud-Saksisch komt mij uit de eenvoudige en duidelijke schrijfwijze van het Friesch genoegzaam voor, dat het, wat de schrijfwijze aanbetreft, ouder is, en dat de Saksische spelling ene afwijking van de oudere, in 't Friesch bijna zuiver ́geblevene, spelling moet zijn. Zie hier ene vergelijking:

Oud-Saksisch, HICKES, bl. 190.

Thu bist thie waro/ quar Petrus / waldendes Suno/ libbiandes Godes/ the ther liocht

gifcop/ Crist cuning ewig; so welliath wi quethan/ alla jungron thina/ that thu fis God Felbo.

Friesch.

Thú bist thi wáre, quát PETRUS, waldendes Súnu, libbandes Godes, the 't liocht scóp, CHRISTUS Cining éwig; sa wellath wi quéta, alla jungera thina, that thú sé God selva.

Vertaling.

Gij zijt de ware, sprak PETRUS, des gebiedendens Zoon, des levenden Gods, die 't licht schiep, KRISTUS koning euwig; zo willen wij spreken, alle uwe jongeren, dat gij zijt God zelf.

[ocr errors]

Oud-Saksisch.

That habad so bidernid/ quad he/ Drohten the Godo/ jac so hardo farholen/ himrikjeg fader waldand thesaro weroldes/ so that witen ni mag enig mannisc barn/ hvan thiu marje tid gewirded an thissarù weroldi; ne it ok te waran 'ni kunnun Godes engilos thie for imu gegenwarde simlum findun/ fie it ok gefeggian ni mugun.

Friesch.

That heft sa binítha, quét hi, Drochten thín God, ja sa herde forhélen, himilrikes feder waldande thisse wralde, sa thet wita ni múge énig menskena bern, hwam thiú mára tíd wirthath anda thisse wralde, and thet ok to wárien ni kunnath Godes anglon, tha fore sin ienwarde samlath send, hia thet ac sidza ne múgun.

Vertaling.

[ocr errors]

Dat heeft zo diep, sprak hij, de Heer uw God, ja zo sterk verholen, 's hemelrijks Vader gebiedende deze wereld, zo dat weten niet mag enig menschen kind, wanneer de meerdere tijd gewordt in deze wereld, en het ook waar maken niet kunnen Gods engelen, die voor zijne tegenwoordigheid verzameld zijn, zij dit ook zeggen niet mogen.

Het Angelsaksisch, bij mij een uitvloeisel van het oude Friesch, en bij de verhuizing naar Brittanniën in spelling een en hetzelfde met het Friesch, heeft, ten gevolge van zijne aanraking met de Britten en Noormannen, ene wijziging ondergaan, en ene nieuwe spelling aangenomen; dit blijkt duidelijk, als

men voor de Angelsaksische klinkers Friesche in de plaats zet. Zie hier ene vergelijking:

Angelsaksisch, GIBSON, Chron. Saxon., bl. 13

[ocr errors]

þam

Den benzert and Dopra Fuhton pio Рурттеорие cýninge, in pæne stope, þe is cpeden Aezelerford, and hir bɲopen man ofrloh Dopran, and æfter þam Dengest Feng to rice, and Aerc his runu.

[blocks in formation]

Friesch.

and

Hír HENGIST and HORSA fuchtaden with VORTIGERN tham cyning, in there stéde, ther is quéten Aegelesford, and sín brother man ofslóch HORSA, and efter tham HENGIST feng to ríke, and AESC sín súnu.

Vertaling.

. Hier HENGIST en HORSA vochten tegen VORTIGERNUS den koning, op de plaats, die

b

« PreviousContinue »