HUNNEN VEREERDEN LEERMEESTER IN LETTEREN EN GESCHIEDENIS, DEN HOOGLEERAAR PHILIP WILLEM VAN HEUSDE, ZIJ DIT ARCHIEF, ALS EENE HULDE VAN OPREGTE DANKBAARHEID EN VRIENDSCHAP, OPGEDRAGEN DOOR DE VERZAMELAARS. AAN DEN LEZER. De redenen, welke ons opwekten en vrijmoedigheid gaven, om juist dit Deel van ons Archief voor Kerkelijke Geschiedenis maar daarin te. vens die, welke reeds vroeger verschenen zijn aan onzen waardigen leermeester en vriend, den zoo te regt beroemden en geëerden vAN HEUSDE, op te dragen, zijn dezelfde, welke ons het thans verschijnende gedeelte, met vermeerderd vertrouwen, het publiek doen aanbieden. Zij liggen in de toenemende goedkeuring, welke ons, van verschillende zijden, op onzen arbeid te beurt viel; in de vermeerderde medewerking van beroemde en achtingwaardige mannen, in welke wij ons, tot bereiking van het ons voorgestelde doel, mogen verheugen, zoodat de lezer het hier geleverde, grootendeels, niet aan ons, maar aan hunne bekende geleerdheid en ervaring verpligt is ; - en eindelijk daarin, dat wij boven verwachting den wensch mogen vervuld zien, dien wij, in de voorrede van het voorgaande Deel, geuit hebben: » dat de toen heerschende onrust, gelijk » aan den ontvangst van onzen arbeid, zoo vooral » aan aan de rustige beoefening der wetenschappen » in ons vaderland, niet al te zeer mogt schaden, » en dat zoo velen onzer geliefde vrienden en » kweekelingen, die, uit het edelst pligtgevoel, » hunne letteroefeningen met de wapenen had« den verwisseld, na tot behoud en herstel van » het dierbaar oude Nederland te hebben medegewerkt, tot de verlatene studeervertrekken, en » de eenzaam gewordene gehoorzalen, eerlang » met nieuwen lust mogten weerkeeren!" Wij zullen hier niet herhalen, het geen wij reeds elders openlijk betuigd hebben, hoe zeer de verademing, aan ons geschokte Vaderland, als ten loon op deszelfs godsdienstig vertrouwen, edelmoedig pligtbetoon en voorbeeldelooze krachtontwikke ling, ten deel gevallen, en de daaruit voortgevloeide roemrijke terugkeering onzer edele akademiesche jongelingschap uit het leger, ons, met allen die Nederland lief hebben, dank en vreugde in het harte gegeven heeft. Maar het verheugt hier openlijk getuigenis te kunnen afleggen van den verdubbelden ijver en lust, met welke die zelfde jongelingschap, aanvankelijk, hare letteroefeningen heeft hervat, en, als in haren naam, het blijde uitzigt te mogen openen, dat het Vaderland, het welk aan haren heldenmoed en hare kracht reeds zoo duur verpligt is, niet |